Foto: Shutterstock
Metalen zijn bewezen neurotoxische stoffen, maar hun invloed op cognitie bij lage niveaus van chronische blootstelling blijft slecht gedocumenteerd. Deze studie analyseert het verband tussen urinaire niveaus van metalen (individueel en als een mengsel) en cognitieve prestaties, terwijl de matigende rol van het APOE4 allel in het risico op dementie wordt beoordeeld.
De prospectieve multicentrische Multi-Ethnic Study of Atherosclerosis (MESA), uitgevoerd tussen 2000 en 2018, omvatte 6303 deelnemers. Urinestalen die tussen 2000 en 2002 werden verzameld, werden geanalyseerd om de niveaus van negen metalen te meten: arseen, cadmium, kobalt, koper, lood, mangaan, wolfraam, uranium en zink. Cognitieve tests (DSC, CASI, DS) werden afgenomen tussen 2010 en 2012, en deelnemers werden gevolgd tot 2018 voor een diagnose van dementie.
Onder de 6303 deelnemers (mediane leeftijd: 60) werden 559 gevallen van dementie geïdentificeerd. Er werden omgekeerde associaties waargenomen tussen metaalniveaus en cognitieve prestaties, met name voor arseen (gemiddeld verschil z-score DSC: -0,03; 95% CI, -0,07 tot 0,00). Bij dragers van het APOE4-allel vertoonde mangaan ook een significante negatieve associatie. Metalen zoals arseen, cadmium, kobalt en uranium werden individueel geassocieerd met een verhoogd risico op dementie, met een risicoratio variërend van 1,15 (wolfraam) tot 1,46 (uranium). Het mengsel van negen metalen genereerde een gecombineerd risico op dementie van 1,71 (95% CI, 1,24-3,89).
Hoge urinaire niveaus van metalen worden in verband gebracht met cognitieve achteruitgang en een verhoogd risico op dementie, vooral bij APOE4-dragers. Deze resultaten benadrukken het belang van omgevingsscreening en gerichte interventies om dementie te voorkomen.
Delen via e-mail